STAGE 11: Monteurs DakarSpeed verrichten mirakel

Maurik van den Heuvel was helemaal kapot aan de finish van de elfde etappe van de Dakar. Alles deed pijn. Het kon hem niks schelen. Het was al een wonder dat de Scania had kunnen starten, dus de finish halen – met een heel schappelijke zestiende tijd – was dat helemaal. De monteurs van DakarSpeed hadden ’s nachts alles op alles gezet om de Scania startklaar te krijgen. Met het vervangen van de drijfstanglager hadden ze een openhartoperatie uitgevoerd, waarmee ze het leven van de Scania én Van den Heuvels Dakar redden. “De jongens hebben echt een mirakel verricht.”

Na afloop van de tiende etappe baarde een tik in de motor Van den Heuvel grote zorgen. Om twee uur ’s nachts waren de techneuten van DakarSpeed eruit wat het probleem was. Ze wisten ook wat ze moesten doen: de drijfstanglager vervangen. Dat was een riskante ingreep, die bovendien onder grote tijdsdruk moest verlopen. “We zijn het risico aangegaan,” vertelde Van den Heuvel. “Niets doen zou vrijwel zeker het einde hebben betekend. Dan hadden we de truck op de trailer kunnen zetten en rechtstreeks naar de haven rijden. De motor zou 100 procent zeker kapot zijn gegaan.”
Van den Heuvel ging om een uur of twee slapen, maar om vijf uur stond hij weer bij de monteurs, om te constateren dat de zuiger er nog in moest. “We zouden om zeven uur weg moeten om op tijd de start te halen. Ik ben gaan vragen wat de maximale tijd was die we hadden. Een penalty voor te laat starten maakt niks uit. We kregen tot negen uur en hebben alles op alles gezet. Ze waren met tien, twaalf man aan het werk. Er zaten zes, zeven monteurs op, onder of in de truck, gereedschap werd aangereikt, iedereen kwam helpen. Om kwart over acht liep ‘ie.”
Heel voorzichtig, met samengeknepen billen en het zweet in de handen, begon Van den Heuvel aan de special, biddend dat alles het zou houden. Dat deed het. Na 100 kilometer begon de Scania beter te lopen en na 200 kilometer durfde Van den Heuvel het gaspedaal dieper in te trappen. “Toen was ‘ie lekker ingelopen. Het ging perfect. Ik was wel helemaal kapot aan de finish en alles deed pijn. Amper geslapen natuurlijk, 45 graden buiten en onze cabinerubbers lagen eruit, dus we hebben 431 kilometer fesh-fesh en knippenpaden met ijzer op ijzer gereden. Ondanks dat en een starttijdstraf en twee lekke banden hebben we toch nog een zestiende tijd kunnen rijden. Helemaal te gek. Zonder de monteurs waren we al op weg naar huis geweest en nu staan we nog gewoon twaalfde in het klassement.”